Dit was de laatste veldslag van de Tweede Wereldoorlog en die werd op het eiland uitgevochten, toen de Georgiërs, die meevochten aan Duitse zijde, in opstand kwamen.
De eerste jaren verliepen vrij rustig op Texel, maar de laatste oorlogsjaren waren veelbewogen. Met de Hongerwinter ’44-’45, waarin Amsterdamse kinderen op Texel werden ondergebracht om aan de hongersnood te ontkomen, en met de deportatie van 806 Texelse mannen naar Assen, waar ze werden gedwongen te helpen om de zogeheten ‘Westwall’, de verdedigingslinie tegen de geallieerden, te versterken. En natuurlijk was er de Georgische Opstand, in de volksmond de ‘Russenoorlog’ genoemd.
Om aan de erbarmelijke omstandigheden tijdens hun krijgsgevangenschap te ontkomen, kozen veel Georgiërs min of meer noodgedwongen voor dienst in het Duitse leger. Anderen kozen er vrijwillig voor, in de hoop het communisme in hun vaderland te kunnen verdrijven. De Sovjets beschouwden alle soldaten, vrijwillig of niet, als landverraders. Het 822e Georgische bataljon, met ruim 800 Georgiërs en 400 Duitsers, werd op 6 februari 1945 op Texel gelegerd. Op 6 april zouden zij vertrekken om in Oost-Nederland te vechten tegen de geallieerden. De enige kans voor de Georgiërs om zich te rehabiliteren voor hun dienst in het Duitse leger was een opstand. Op 6 april om 01.00 uur ’s nachts ging die van start, onder aanvoering van de Georgische commandant Schalwa Loladze. In de vroege ochtend waren al 450 Duitsers vermoord, meestal in hun slaap.
De opstand liep uiteindelijk stuk op de mislukte belegering van de Noordbatterij (paal 28) en Zuidbatterij (paal 9) Met hulp vanuit Den Helder kwam een Duits tegenoffensief op gang, dat uitmondde in wekenlange gevechten. De opstand werd uiteindelijk neergeslagen na een felle en bloedige strijd bij de vuurtoren. Meer dan duizend Georgiërs, Duitsers en Texelaars kwamen om het leven.